Na een lange periode van revisies aan zijn tot dan toe geschreven werken, volgde vanaf 1881 een zeer productieve periode, waarin het Te Deum en de zesde symfonie ontstonden. Daarom behoort deze symfonie ongetwijfeld tot een van Bruckners overtuigendste symfonische composities. Dat gevoel moet hij zelf ook hebben gehad, want hij onderwierp deze symfonie niet aan revisies. Wat niet wil zeggen dat de eerste druk zonder slag of stoot tot stand kwam. Daarin stonden namelijk talloze ingrepen van anderen, waaronder leerlingen van Bruckner. Tijdens de première op 11 februari op 1883 werden alleen de twee middendelen uitgevoerd. De beide hoekdelen bleven in de lade liggen. Uit berichten van tijdgenoten blijkt dat die uitvoering niet zonder succes was.
De destijds gevreesde criticus Eduard Hanslick nam echter geen blad voor de mond: “Im ganzen hat der wilde Komponist etwas an Zucht gewonnen, aber an Natur verloren. Beim Adagio hielten Interesse und Befremden einander im Publikum noch die Waage und es ging, wenn auch zögernd, mit. Bei dem ausschliesslich durch Seltsamkeiten fesselnden Scherzo trennte sich aber, wie ein Sportsmann sagen würe, das Ross von seinem Reiter.”
Het was uiteindelijk Gustav Mahler die – zij het met talloze coupures en een stortvloed aan dynamische eigenzinnigheden – in februari 1889 voor het eerst alle vier delen uitvoerde. Maar die uitvoering heeft Bruckner waarschijnlijk nooit gehoord.
Pas met de komst van de kritische edities van Robert Haas werden alle aanpassingen die door anderen werden gedaan uiteindelijk opgeruimd, zodat de première van de volledige zesde symfonie zoals Bruckner die bedoeld heeft pas plaatsvond op 9 oktober 1935 in Dresden. Bijna 40 jaar na zijn dood.
Het werk bestaat uit 4 delen:
- Maestoso
- Adagio, sehr feierlich
- Scherzo, nicht schnell
- Finale: bewegt, doch nicht zu schnell
Bruckner werd – en wordt nog steeds – regelmatig verweten dat zijn symfonieën (te) lang duren. Alsof het mogelijk zou zijn om een kathedraal te bouwen op de fundamenten van een houten schuurtje… In ieder geval kan de zesde symfonie met een speelduur van ongeveer 55 minuten relatief kort worden genoemd.
De bijnaam die soms voor zijn zesde symfonie wordt gebruikt – ‘de filosofische’ – heeft Bruckner nooit zelf gebruikt. Wel deed hij zelf de uitspraak: “die Sechste ist die Keckste“